Terwijl ik met mijn hoofd tussen de diepvrieserwtjes sta, hoor ik een vreemde ruis. Ik spits mijn oren. Nee! Komt het echt uit het pak aardappelkroketjes? Ik werp een verlegen blik om mij heen en hou het pakje dichter bij mijn oor. De ruis wordt niet harder. Nu lijkt het ineens van links te komen uit het sorbetijs. Ik hou het dichter bij mijn oor. Niets.
Achter mij klinkt ineens een stem “uhm uhm”. Verschrikt kom ik uit de koelkast van de Albert Hein. Afgezien van een fronsende oma naast mij, zie ik de man die zijn keel schraapte niet. Met een “tja”-lachje naar de oma sluit ik de deur van de koeling en staar verder, nu op jacht naar bladerdeeg. “Test 1-2-3”. Ik wacht tot de luidsprekerman van de winkel zijn mededeling verder afmaakt. Bonusaanbiedingen zijn altijd mijn ding. Maar de luidsprekerman zwijgt in alle toonaarden. Ik kijk weer naar de oma, “Nou!” zeg ik, “Kennelijk is er niets in de aanbieding”. De oma staart mij niet-begrijpend aan en begint nu angstig achteruit te schuifelen richting haar man. Vanuit mijn ooghoeken zie ik haar op haar voorhoofd tikken en schuifelen ze samen, terwijl ze angstig naar mij lachen en knikken, het gangpad uit.
Ik zucht. Die bejaarden van tegenwoordig kunnen ook niets meer hebben. “Hallo? Sarah?”. Ik draai mij glimlachend om, maar zie niemand. Ik slik moeizaam. Het pak vissticks glipt uit mijn handen op de grond en ik voel het bloed uit mijn gezicht lopen. Zo voelt het dus, als je gek wordt. Maar ze zeggen toch altijd dat gekken niet door hebben dat ze gek worden? Zou ik dan toch een postnatale depressie hebben?
Ik zie een vrouw een Albert Hein medewerker aanspreken, de medewerker kijkt wat in de schappen en schud verontschuldigend zijn hoofd. De mond van de vrouw valt open. “Oh nee! Wat nu?” vraagt ze hem. Plots is daar de stem weer “Terwijl ik naarstig op zoek ben naar het laatste pakje bladerdeeg (wie gaat er dan ook boodschappen doen op 24 december?), stort er naast mij een kerstdiner in. De duidelijk aangedane vrouw, vertrekt met een pakje Van Dobben kroketten in haar handen…” Het bloed stijgt vanuit mijn tenen mijn gezicht weer in. De stem! Hij is er weer! De reden van mijn bestaan, de motor achter mijn (uhm uhm) schrijfcarrière. Hij was zo lang weggeweest dat hij ietwat krakerig en hees was en daardoor had ik hem niet herkend. Hallo, oude vriend, ik heb je gemist. Zou mijn writersblock dan zijn opgeheven? Ik maak de medewerker zijn pen afhandig en, terwijl ik de Albert Hein word uitgesleept door de beveiliging, begin ik te schrijven “Terwijl ik met mijn hoofd tussen de diepvrieserwtjes sta”…
Ik ben blij dat de stem terug is 🙂
Thanks!!