Monthly Archives: May 2009

Veren in je reet

Veren in je reet

Een meisje dat bij mij op school zat heeft een boek geschreven. Ik kwam erachter toen ik samen met mijn beste vriendin een tweedehands winkel aan het omscheppen was. We liepen ineens tegen een poster aan, met haar gezicht erop.

Mijn eerste reactie was lovend: wat leuk voor haar! Maar thuis ging het knagen. Was zij niet dat knappe meisje dat ook de hoofdrol speelde in elk schooltoneelstuk? Dat zo prachtig mooi kon zingen? En tekenen. En grappig was én er vandoor ging met de knappe hoofdrolspeler? Mijn tekenleraar om haar vingers wond?
Was niet dat meisje dat alles kon? En nu… had ze ook al een boek geschreven.

Welja! Doe maar ruig, hou je vooral niet in. Als je alles al kunt, waarom dan niet aan de wereld tonen dat je nog meer kunt?
Ik had er de pest in. Mijn vriend opperde nog dat ik zelf toch ook een boek kon gaan schrijven, maar “nu hoeft het al niet meer. Ik ga lekker toch iets veel coolers doen”.

Ik heb al meerdere malen op Bol.com naar het boek gestaard, de recensies gelezen (het zijn er maar twee, gna-gna) en bij de boekhandel gevraagd of ze dat boek hadden – om vervolgens de neiging te onderdrukken om á la Jantjes “stom hè?” te roepen- en te melden dat ik dat dan weleens zou komen bestellen. Not.
Later kwam ik er ook nog achter dat dit niet haar eerste boek was. Mijn stiekeme droom, schrijfster worden, had zij al bereikt! Al jaren eerder dan ik! Ze was alweer de beste…

Verstijfd als ik was in mijn ongeloof, een writersblock dreigde, trachtte diezelfde beste vriendin door middel van een nieuw uitstapje in een boekwinkel, het schrijversvuur in mij weer aan te wakkeren.
Ik stond in een ultieme wanhoopsdaad bij de kassa met “punniken voor dummies”, toen we haar plotsklaps in het wild tussen de boeken, háár boeken, spotten.
Ze streek over de kaft en keek hoopvol om zich heen, alsof iemand haar zou herkennen.
Terwijl wij tussen de Nigella Lawson’s en Karin Slaughter’s indoken om haar van een veilige afstand te kunnen bespieden, draaide zij zich om.
En daar (horreur!) tussen de boeken, slaakten wij een hoge kreet. Want deze dame had mij toch een reet gekregen dames en heren. Eentje waar je U tegen zegt.

Ze was dan misschien wel “schrijfster” en lag bij de Scheltema, ze had dan wel een eigen site en hing met posters door de stad.

Maar wie alsmaar maar veren in haar reet steekt heeft ruimte nodig mensen…

In the end, the dumb ones always rule…

In the end, the dumb ones always rule…

Slechts na enkele minuten kom ik erachter dat ik dat toch echt hardop zei. En mocht ik nog twijfelen, de man die naast mij fietst, kijkt zo verschrikt dat het bevestigend is: ik heb zojuist hardop ge-“muhahaha”-t terwijl ik enthousiast met beide handen op mijn stuur sloeg.

Thuis had ik het ook al gedaan, minutenlang in de keuken en daarna heb ik de Boom chaka-laka-laka gedanst, woest draaiend met mijn kont. Een soort indianen overwinningsdans. Ik ben echt heel, heel blij!

Want na drie keer zakken was ik wanhopig. Ik had theorielessen gehad, ik kon alles opratelen, ik droomde zelfs over verkeersregels en toch bleef ik zakken.
Ik voelde mij dom-de-dom-dom… Drie keer is scheepsrecht ging ook al niet voor mij op dus ik ging voor “Vierde keer moet ik echt halen anders is er niks meer van mijn zelfvertrouwen over”.

Voor mijn gevoel viel er niks meer te leren, ik was overgeleverd aan de genade van de CBR-goden. Maar je wilt niet zakken door je eigen dommigheid dus leerde ik mijzelf voor de zoveelste keer suf en liet mij door alles en iedereen overhoren.
Tijdens zakelijke besprekingen overvielen collega’s mij “Sarah, kun je daar nog een module plaatsen… en hoe hard mag je op de autosnelweg?”.
Mijn lunch werd dagelijks verstopt en kreeg ik pas terug na het beantwoorden van verschillende quizvragen.

Bij thuiskomst ging mijn vriend mij te lijf die zich als een ware Cato verstopt had in ons appartement “Zijn mistlichten voor verpliiiiiicht, Aaaaiiiii????!!!”.
‘s Nachts haalde hij mij uit bed, zette mij onder een koude douche en riep, drill-instructor waardig, “zit er in een glas bier meer alcohol dan in een glas jenever?!” Waarna ik, fout geantwoord, push-ups moest doen op het balkon in de regen.
(Schat, dat machtsvertoon gedoe moeten we eens in de slaapkamer proberen)

Vandaag was het dan zover, op bed trof ik de kat aan met een bordje om haar nek “Mag je gaan rijden als je geen gevarendriehoek hebt?”. In mijn koffiemok hing een post-it “Wat heeft geen invloed op het waarnemingsvermogen?” (een post-it in je koffiemok). En terwijl ik de voordeur achter mij dichttrok vroeg de buurvrouw of ik klimmend of dalend verkeer voorrang moest geven. Mijn haar zat zwoel, mijn decolleté was diep en mijn onschuld heel groot.

Gelukkig had het geen effect op de examinatrice, maar wel op mijn theorie: Geslaagd met vlag en wimpel.
So you see, in the end the dumb ones always rule…

Ir-ri-ta-ties!

Ir-ri-ta-ties!

Op het yogamatje naast mij ligt zo’n strebertje, zo eentje die veel te nadrukkelijk in- en uitademt. Zo eentje die niet eerst even kijkt hoe de oefening moet, maar meteen alvast meedoet met de lerares. En dan, als de rest van de groep zich over de oefening gaat buigen, ligt zij al. Met een misplaatste blik van arrogantie “liggen jullie nou nog niet, stelletje stijve harken”?

Ik kan niet tegen zuchtende mensen. Tijdens de yogales niet maar ook niet in de trein. Of omdat ze achter mijn volle kar staan bij de kassa van de Albert Hein met een blikje bier, een halve Casino bruin en een potje Bockworst. Ik krijg daar neigingen van. Je voelt gewoon dat gezucht dieper worden, ge-ergerder (is dat een woord?), tot je het in je nek voelt, tot je slapen ervan gaan kloppen en je in een vlaag van opgekropte irritatie je omdraait en brult: “STIK ER-IN!!! STIK IN JE BROOOOOOD!”.

Muziek in een stiltecoupé, machtsvertoon door politieagenten of M.E. (ik háát M.E.), toffe mensen die mij na een blik al “Saaaartje” noemen, het vergeten van knipperlicht op een rotonde, je poot niet uitsteken op de fiets. Ça me fait monter la moutarde au nez! Of zoals ze in het keurige Frans bedoelen: de mosterd staat me aan de neus.

Mensen die overal over klagen en vooral niets doen om het te veranderen, mensen die schijnheilig zijn, mensen die zich aan andere mensen irriteren…

Maar de meest freak’in gettin’on my nerves kind of people, zijn van die mensen die mijn ruimte innemen. Ik had een buurvrouw die niet zoals ieder ander mens haar badkamer tot paraplu-droog-ruimte omtoverde, maar onze gemeenschappelijke hal. Waardoor alles en iedereen al dan niet voorzien van boodschappen, slaapzakken, weekendtassen of kleine kinderen, zich met gevaar voor eigen leven langs die paraplu moest wringen op 3 hoog. Na een paar weken lang nutteloos te hebben gevloekt, getierd en getrapt, de zenuwinzinking nabij, ben ik op een andere tactiek overgestapt.
De smile-tactiek.

Ik heb er mijn eigen persoonlijke missie van gemaakt om wat meer lach en vreugde in deze wereld te brengen. Ik bestrijd kwaad met humor en liefde, met als ultieme doel er zelf beter van te worden. (Want ik val toch een beetje in mijn eigen erger-top-10 “mensen die zich aan andere mensen irriteren”).

Dus toen ik mij omdraaide in de rij om die kampers een pijnlijke dood toe te wensen door verstikking in brood en ze eigenhandig met mijn eigen Unox Knakworsten te lijf te gaan, glimlachte ik “willen jullie misschien voor? Ik heb zo’n volle kar en jullie zó weeeinig” . Verbijstering bij de kampers, zoete, zoete, glimlachende, demonische, wraak voor mij.

Alleen jammer dat ik nooit het gezicht heb gezien van mijn onderbuurvrouw toen ze haar dichtgeklapte met confetti gevulde paraplu ‘s morgens opende: ”Met vriendelijke groet: uw Smile-coach.”

Kletssomaan

Kletssomaan

Hij zat een beetje klem, die jongen in de trein. Klem tussen het raam en die man die maar tegen hem bleef ouwehoeren, met zijn vieze alcoholadem en shagpluisjes in zijn haar. Hij helde ook een beetje over, veel te dicht op die arme jongen, zo rechtstreeks zijn comfort zone in, terwijl hij luidkeels in zijn oor sprak.

Ik weet uit eigen ervaring hoe ongelofelijk irritant het kan zijn als je zo’n “kletssomaan” naast je hebt.
Zo eentje die maar blijft praten en praten, waarbij het niet volstaat om een simpele “hmm” als antwoord te geven, maar zo’n hele vermoeiende die wil dat je “wel terugpraat hè? Waarom zeg je niks? Dat is niet zo netjes, ik wil gewoon even met je babbelen, mensen van tegenwoordig kunnen niet eens meer sociaal doen tegen elkaar…”

Bij mijn ouders in de buurt in Amsterdam Oud-Zuid, woonde ook zo’n “kletssomaan”. Mijn moeder noemde hem “le bavard” wat vertaald naar het Nederlands iets betekend als “de kletskous”.
Zodra we ook maar een schim van hem zagen opdoemen aan de horizon van de straat, renden we al een blokje om, om hem te vermijden. Maar er waren ook dagen dat we hem te laat spotte, dan vergezelde hij ons naar de supermarkt, in de supermarkt, op weg naar huis en als we pech hadden stak hij zijn voet tussen de voordeur om door te kunnen praten.

Genietend van het zonnetje op de stoep is het mijn ouders maar vaak genoeg overkomen dat ze halsoverkop alle tafeltjes en stoeltjes moesten inklappen, en als gekken naar binnenrenden met de koelbox en kurkentrekker tussen de tanden. Stilletjes wachtend achter de voordeur tot hij langs was gelopen, platgedrukt tegen de wanden voor het geval dat hij door de brievenbus zou kijken…
Een enkele keer zat hij ineens, in alle onoplettendheid, aan tafel en vroeg hij (!) om wijn of bier…

En al die keren dat het mij overkwam wenste ik vurig dat iemand mij zou komen redden, dus, na wat oogcontact te hebben gemaakt met de jongen in kwestie ben ik opgestaan en riep “Heeeee!!! Joris! Neeee, ben jij het écht? KOM BIJ MIJ ZITTEN! Dan kletsen we even bij!”.

En zo werd ik, voor het eerst in mijn leven iemands held (hij zei het ook “jij bent mijn held!”). Alleen jammer dat hij daarna de oren van mijn hoofd kletste…

Mep-Les

Mep-Les

Ik ben tegen geweld, laten we dat even vooropstellen. Maar als je twee ultieme rotweken achter de rug hebt dan is een beetje geweld toegestaan.

Dus daar stond ik dan met mijn onwelriekende bokshandschoenen aan.
Even een situatieschets: die handschoenen liggen in een grote bak in een muf hok, te meuren alsof je synthetische gymschoenen van de Zeeman nat zijn geworden en een rottingsdood zijn gestorven.

Dus bij elke woedende stoot in de boksbal rook ik de misselijkmakende lucht van afgestorven tenen. Maar het kon mij allemaal niks meer schelen, afgestorven-tenen-lucht of niet, die boksbal moest eraan geloven.

Maar ik ben en blijf een meisje, dus dat stoten ging nogal on-cool. Mijn borsten waren allesbehalve verpakt in een sportbeha en gingen op hun eigen persoonlijke Lord of The Rings avontuur, en mijn blonde haren wapperden hysterisch alle kanten op.
Al gauw plakte het vast in mijn gezicht van het zweet, en benam mij al het zicht op de boksbal, wat eventjes voor een gevaarlijke situatie zorgde toen ik meppend richting de buurvrouw ging.

En dat zegt wat. Want ik zweet niet. Zet mij in een sauna, verpakt als een saucijsje in huishoudfolie; ik laat geen druppeltje gaan. No sweat is my middle name.
Maar nu, twee klote-weken uit mijn systeem meppend met ongekende DragonBall Z krachten, stond ik te zweten.

Op het moment dat ik dacht dat ik mijn laatste druppel gelaten had besloot onze drillinstructor, die met gescheurde achillespees tegen de boksbal aan stond te trappen, ons af te beulen met buikspieroefeningen…
Onder luid protest ging ik op het matje liggen. Maar als een man, die net nog met een geblesseerde voet tegen een keiharde boksbal stond te trappen, tegen je zegt dat je buikspieroefeningen moet doen, dan doe je dat!

Toen ik uitgemept en afgemat overeind kwam om mij richting uitgang te begeven, stapte ik versuft in het vochtige plasje Sarah’s-2-weken-ellende-zweet en belandde weer op het matje…

En zo zie je maar weer: geweld is nooit de oplossing.