De hel die ‘Boodschappen doen met kinderen’ heet

De hel die ‘Boodschappen doen met kinderen’ heet

In den beginne was het zo makkelijk. Ik legde mijn pruttelende mini (of beter nog: slapende!) in de Maxi-Cosi en voilá, there you go. In de supermarkt werd ik hooguit in mijn culinaire mijmeringen gestoord door de ‘oh’s en ah’s’ van de overige winkelende medemensen. Appeltje, eitje.

Maar inmiddels zijn er twee mini’s uit mijn schoot ontsproten en zijn ze negen en zes jaar ouder. En dat mensen, tilt boodschappen doen naar een geheel ander level. Voor kinderen is de supermarkt namelijk de personificatie van de hel. Daarom, doe ik vaak – héél vaak – de boodschappen vóór ik de smurfen van school haal.
Want in alle rust naar de tomaten staren, knijpen in avocado’s en prijzen vergelijken van verschillende soorten fusilli’s – we willen immers ook nog op vakantie dit jaar – doet iets met een moeder. En het grootste voordeel: je komt thuis met álle boodschappen.

Maar god verhoede als ik geen tijd heb gehad en het dus ná schooltijd moet. Als die twee vermoeide, hongerige snoetjes met groene acrylverf op hun gezicht – “Kijk! Jules heeft van mij de Hulk gemaakt!” – vragen of we naar huis gaan, moffel ik gauw mijn hoofd tussen de muffige, polyester jassen en mompel iets over boodschappen.
Stuiptrekkend werpt nummer 1 zich op de grond. En nummer 2 wiegt zichzelf klappertandend heen en weer op een stoeltje. All hell breaks loose. Alsof ze zojuist de trailer van ‘IT’ hebben gezien.

Terwijl ik de rijzende wenkbrauwen van het andere oudervolk negeer, reanimeer ik mijn kinderen voor er iemand 1-1-2 belt. En dat kan maar op 1 manier. Nee, ik wil het ook niet doen mensen, maar nood breekt wet. Boodschappen doen met kids vraagt nu eenmaal om drastische maatregelen.
Met spiedende ogen of iedereen buiten gehoorafstand staat, fluister ik: ‘Je mag iets lekkers uitzoeken oké?’ Mijn oudste roept, ondanks mijn dringende verzoek het niet hardop te herhalen omdat mama niet door een schuimbekkende, fakkel- en hooivorkdragende menigte van het schoolplein gejaagd wil worden: ‘Mogen DE CHIPS dan ook al in de supermarkt open?!’ Mijn dochter komt uit haar apathische toestand, gilt ook nog een keer het verboden woord (voor het geval de rest van de school het nog niet wist). En terwijl ik snel de scherven van mijn imago opraap, zet ik het op een lopen voordat de stenen van het oudercomité mij blijvende schade toebrengen.

In de supermarkt barst de strijd pas echt los. Met een glimlach op mijn gezicht gebikt, sta ik mijn gebit tot op het bot kapot te knarsen bij de ‘hamster-auto’. ‘Ah toe, mamalief. Mag er een muntje in?’
Ik had er altijd het ultieme excuus voor. Bij mij is de hamster namelijk altijd kapot (raise hands if you’re with me). Jammer joh. Rot voor je.
Tót de dag dat een of ander 103 eeuwen oud, rimpelig, moerasmonster met klapperend gebit tevoorschijn kwam. En er een muntje inwierp voor ik ‘Fixodent’ kon zeggen. Want: ‘Hij is niet kapot hoor, mevrouw.’

Eenmaal in Area 51 willen zij het mandje samen ‘draguh’ en schuifel ik dus als een scheve Sjonnie door de winkel. Of het karretje ‘duweh’, waardoor het complete hagelslagassortiment uit de schappen flikkert omdat ze Max Verstappen nadeden. En laten we de verwoeste enkels van de winkelende medemens ook niet vergeten…

Met klotsende oksels voer ik een constante strijd: ‘Laat die wafels liggen! Waar heb je dat boekje vandaan? Loop niet zo dicht langs de wijnflessen!’ (‘Pak die fles Vermouth. Schroef hem open. Ja, die mag mama heus wel leegdrinken in de supermarkt. Ik wél.’)

Uiteindelijk smijt ik huilend een pak prefab pannenkoeken in de kar (dag biologisch verantwoorde groente frittata), scheur die zak Nib-bit met mijn tanden voor hen open en ga gestrekt op de family pack keukenrol. Inmiddels weet het personeel dat de geur van een BonBonBloc grotere wonderen verricht voor mijn wederopstanding, dan vlugzout.

En als het einde nabij is, komt de laatste horde: de zelfscankassa’s. Want het grut wil ook ‘bliepuh’, waarna ze vervolgens 10 keer de peperdure scharrelkip en fles Vermouth (want die moet je dan toch afrekenen hè, spelbrekers) langs de scanner halen.

Eenmaal door de poortjes kan ik weer opgelucht ademhalen. Ik tover de leuke mama in mij tevoorschijn, glimlach, wil iets zeggen over lekker naar huis gaan, en dan besef ik dat ze weer in die verrekte hamsterauto zitten. Waar – nee! – moerasoma weer even een muntje ingooit. Want ‘hij is niet kapot, mama.’

Nee, joh. Maar mama wel.

Oud

Oud

Haar ogen lichten op als wij de kamer binnenlopen, moeizaam maar enthousiast komt ze half uit haar comfortabele fauteuil om de kleinkinderen in haar armen te sluiten en te kussen zoals alleen oma’s dat kunnen.

Schuifelend achter haar rollator komt ze achter mij aan naar het kleine keukenblok dat haar kamer rijk is. Afgezien van haar typische verzorgingshuisbed, vormen haar antieke kast, vele foto’s en enkele kleine meubeltjes voor de herinneringen aan haar huis. Waar ze tot een jaartje terug nog zelfstandig woonde, op haar 92e.

Haar nieuwe thuis beslaat een paar vierkante meter waar ze het grootste gedeelte van de dag zit, waar ze naar buiten staart naar de wereld die zij ooit betrad zoals wij dat nu achteloos doen. Ze kijkt ook naar de wereld via haar tv waar ze graag, net als mijn oma, voetbal op kijkt. Ze gaat dagelijks naar beneden om gerechten te eten die ze zelf niet uitkiest, die niet gekruid zijn zoals zij dat graag deed. Ze doet mee aan activiteiten omdat ze ook niet weet hoe ze dag anders om moet krijgen en deelt haar leven met mensen die ze niet heeft uitgezocht.

Haar buurvrouw rookt als een schoorsteen. Thuis had ze geen last van haar rokende buren maar hier dringt de geur binnen als muizen op een oude zolder. Je krijgt er vroeg of laat toch last van en zie ze maar eens weg te krijgen…

Haar leven wordt nu bepaald door andere mensen, die beslissen wat en wanneer ze eet, die haar de broodnodige zorg geven die ze nodig heeft maar ook niet meer dan dat. Ze toont ons haar benen, wat zou ze graag willen dat iemand ze elke dag even insmeert want zelf kan ze dat niet meer. Maar de verpleging heeft daar geen tijd voor. Als wij vinden dat de verpleging dat heus wel kan, dat het ze maar een minuutje werk kost, lacht ze het verontschuldigend weg… Ze wil ze niet tot last zijn. Ook al is de reden dat ze nu in het verzorgingshuis zit omdat ze haar benen niet meer kan insmeren, omdat ze niet meer voor zichzelf kan koken, omdat ze alleen nog maar schuifelend vooruit komt.

Omdat al die dagelijkse dingen, die wij zo achteloos doen niet meer gaan.

Als we onze kids weer in de auto hebben geladen, onszelf in de veilige gordels hebben geklikt, als we de snelweg opdraaien terug naar ons thuis bekruipt mij de angst. Het verstikt mij. Straks, op een dag, later, ooit, in de verre, verre toekomst zit wij ook in een verzorgingshuis. Misschien samen, maar de kans is best groot dat we er alleen komen te zitten. Met net als oma een foto van onze geliefde op het nachtkastje. We kijken naar de klok en zien de minuten van ons leven wegtikken, we kijken naar buiten en zien wat we niet meer kunnen. We kijken tv en volgen het allemaal niet meer zo. Ik knijp mijn man in zijn knie, kijk naar zijn prachtige groene ogen. Kijk in de achteruitkijkspiegel naar mijn kleine kindjes en slik de angsten weg. Ik leef nu. Ik kan kiezen wat ik eet, wat ik kijk, wat ik doe. Waar ik heen wil. Ik kan dansen, ik kan zingen, ik kan genieten. Laten we dat dan ook doen alsjeblieft, gewoon groots genieten.

Want straks, op een dag, later ooit, in de verre toekomst, is dat allemaal voorbij en durven we de verpleging niet meer te vragen of ze alsjeblieft onze benen even in willen smeren.

Twee Bakjes Haring

Twee Bakjes Haring

Ik ga liggen op de mat en sluit mijn ogen. Mijn ademhaling wordt dieper en ik probeer te ontspannen. ‘Ontspan,’ zeg ik tegen mijzelf, ‘ontspan.’ Ik heb een haat-liefdeverhouding met de eindontspanning van yoga. Ik wil het zo graag maar tegelijk voelt het als verspilde tijd, een beetje liggen niksen op dat matje…

Oh nee. Dat was de voice-over van mijn leven weer, die slaat altijd op de vreemdste momenten aan. Ik probeer hem te sussen met wat ‘mantra’s’ zoals: ‘Het is maar een gedachte, observeer en laat het gaan. Concentreer je op iets anders. Op je ademhaling. Adem in. Adem uit. Adem i…’ In gedachten verschijnt ook nog eens mijn collega Miranda. ‘Don’t mind me,’ zegt ze. En ze lacht eens lief.

Vooruit, Miranda mag blijven. Zij is een echte yogi. En dús goed voor mijn ontspanning beslis ik. Maar eh… moest ik niet aan niets denken? Sorry Miranda, *hup* mijn hoofd uit!

Ik focus opnieuw op mijn ademhaling. Adem in. Adem uit. Adem in. Adem ui… Zou ik dit ook een keer in een plog op kunnen nemen? Ik bedoel zou het héél gek zijn als ik nu even gauw een selfie neem, waarop ik doe alsof ik er waanzinnig ontspannen bij lig? Maar dan moet ik nu wel even mijn medecursisten misschien waarschu… AH! Zwijg daarboven! FOCUS. Op de muziek dan maar, als de ademhaling niet werkt.

Dit is mooie muziek. Fijn Hindoestaans gewauwel dat ik niet versta. Geen touw aan vast te knopen. Voer mij weg van de hectiek in mijn hoofd op deze rustgevende tonen, heerl…

‘Haring…’

Oh nee. Zeg dat het niet waar is. Zit er een ‘Mama Appelsap’ in dit liedje?! Vastberaden zingt de dame verder: ‘Shaaaanti, shaaanti… Twee bakjes haring.’ Krampachtig leg ik mijn handen op mijn gezicht, maar het is al te laat. Mijn mondhoeken krullen omhoog en gegiechel stijgt uit mijn binnenste op. Ik probeer mij te herpakken. Niet lachen, niet lachen, niet lachen.

‘Twee bakjes haring,’ klinkt het en dan heel vastberaden: ‘Cúrry met haring, curry met haring.’ Ik ben verloren, ik geef het op. De poorten van het Nirwana blijven wederom voor mij gesloten. Maar mijn ogen niet. Die zijn wagenwijd open en staren verbijsterd naar het plafond. Er is net een kwartje vallen. Keihard. Want wat als mijn Nirwana niet uit stilte bestaat, maar juist uit woorden?

Tegen alle yogaregels in spring ik overeind en sprint sputterend het lokaal uit. Ik heb mijn inspiratie al op veel vreemde plekken gezocht maar het lag weer eens op de meest onwaarschijnlijke. In twee bakjes Hindoestaanse haring op een yogamat.

Pippi is de bron van al het kwaad

Pippi is de bron van al het kwaad

Ik haat Pippi Langkous. Al is het alleen om het feit dat mijn man na het zien van die beelden mijn haren in twee staartjes boven mijn oren houdt, terwijl hij 3 maal 3 is 6 zingt. Een week lang.
Ik weet niet precies wat het is, maar ik heb echt een afkeer voor dat mormel. Wie heet er nou Pippi? En waarom ziet ze er zo achterlijk uit? Ze is vies, ongelofelijk stout en ze overdrijft het zo.

Al toen ik 6 jaar oud was had ik het door: Pippi is niet mijn ding.
Ik kreeg daar zo’n heel raar gevoel van. Mijn ex-vriend omschreef het jaren later als: ‘Dat gevoel dat je krijgt als ze bij Sesamstraat gaan zingen.’ Oftewel plaatsvervangende schaamte.

Kromme tenen. Ik was de enige 6-jarige die daar last van had. Waar de rest van mijn vriendjes en vriendinnetjes over de grond rolden van het lachen, zakte ik erdoorheen. Het waren eenzame tijden.

Nee, geef mij maar Winnie de Poeh! Naast Teigetje, die een beetje ondeugend is, is Pippi een draaideurcrimineel van het hoogste kaliber. Geen losgeslagen gekken in huis, maar ondeugende dieren met een schuldgevoel, dat deed mijn hartje sneller kloppen.

Door Pippi prik je zo heen. Dit is puur en alleen bedacht om kinderen fatsoen bij te brengen.
Ze ging altijd een tikje te ver zodat je als kind al heel gauw doorhad dat zij niet fatsoenlijk was.
Maar die walgelijk Tommy en Annika waren dat wel. Wat een stelletje naïeve kinderen waren dat zeg, wat een heikneuters!

Terwijl Pippi het behang van de muren trok, keken zij ernaar alsof ze een oorwurm de polonaise zagen dansen. ‘Oooh Pippi! Dat mag helemaal niet!’ Nee, natuurlijk mag dat niet! Maar waarom grepen die koters nooit in?

Omdat het mieterige, bange, met zichzelf in de knoop zittende kindjes waren. Van die kindjes die van hun mamá thee moeten drinken met de pink omhoog. Kindjes die stiekem ook spijkersoep wilden eten maar zo bang waren voor wat de buitenwereld daarvan zou denken dat ze het…het…het niet deden!

Ze moesten perfecte, nette, neurotisch schone kinderen zijn! Het zou mij niks verbazen als die Tommy alleen maar dacht aan seks. Met Annika. Puur en alleen omdat het niet mocht. Omdat zijn gedachten de enige plek ter wereld waren waar hij zichzelf kon zijn. Waar hij stiekem de kousen van Pippi over het hoofd van Annika trok en wurgseks met haar had.

Pippi is de bron van al het kwaad op deze aardbol. Ik zeg je, elke gek en psychopaat is opgegroeid met die duistere, gitzwarte, ziekelijke Pippi Langkous.

Gelukkig heb ík nog nooit een héle Pippi film gezien…

David

David

Hij was lang, had blond, halflang haar, blauwe ogen en was god mag weten hoeveel ouder dan ik. Elke dag belde ik bij hem aan en deed zijn vriendelijke vader open: “David? Sarah staat er weer.” Elke dag spraken we over van alles en nog wat, of gingen we (als ik mazzel had) een balletje trappen. Maar vaker bleef het bij die gesprekken in de deuropening.

Mijn god wat was ik verliefd, en hij speelde het spel mooi mee. Beloofde later met mij te trouwen, de piloot, want dat wilde hij worden. En het toeval wilde dat ik stewardess wilde worden, dus 1+1=2, we zouden samen gaan vliegen.

Van hem kreeg ik mijn eerste bandje van Queen. Het was zijn lievelingsmuziek en gezien we samen zouden vliegen, was het wel handig als ik de tekst mee kon zingen in het vliegtuig.
Dagenlang draaide ik het bandje, net zolang tot ik de teksten kon meezingen. Ik had geen idee waar het over ging, dus elke dag belde ik weer aan. Waar ging I want to break free over? Of Shooting star? Geduldig legde David de teksten uit, danste op de stoep met een denkbeeldige stofzuiger voor mijn plezier.

Op een dag liep ik weer naar zijn huis met vragen onder mijn arm, en zag dat op zijn dakterras een feest gaande was. Ik belde aan, maar David had geen tijd voor mij. Een meisje kwam de trap af en hij stelde mij aan haar voor. ‘Dit,’ zei David, ‘is mijn vriendin.’ Helaas doelde hij niet op mij.

De dag erna ging ik weer naar zijn huis waar zijn geduldige vader opendeed. Met een glimlach nam hij mij eens goed op. ‘Klein meisje, David woont hier niet meer.’ Met een verbeten glimlach wist ik er een ‘oké, dat geeft niet hoor,’ uit te krijgen en ging mijn eerste liefdesverdriet uithuilen op een bankje. Ik was 8 jaar en wilde geen stewardess meer worden.

Slow Down!

Slow Down!

Gestrekt lig ik in de hal. Met mijn voorhoofd op de koude marmeren vloer adem ik diep in en uit. Ik MOET rustig worden.
Terwijl ik gehaast mijn jas aantrok, de badkamer inrende om mijn tanden te poetsen, de krant las, de kat ontweek, checkte of ik nog sms’jes had en mijn haar fatsoeneerde, bleef ik met mijn voet hangen in het hengsel van mijn handtas en daar ging ik. Bridget Jones zou voor me hebben geapplaudisseerd.

Ik wil altijd te veel tegelijk. Het liefst op de momenten dat juist de tijd het niet meer toelaat. Maar ook als ik op een vrije ochtend met mijn koffie in bed zit, kan ik niet achterover zakken om schaamteloos te genieten van As the World Turns.
Lekker niks doen komt niet voor in mijn leventje. Met een oog op de tv, en koffie in de hand, doe ik met de andere mascara op, terwijl ik diep nadenk over de volgorde waarop ik mijn dag ga indelen. Multitasken heb ik tot een kunst verheven.

Luieren is voor mietjes! Ergens in mijn achterhoofd is een stemmetje het volkomen met mij eens. Ik ben geen mietje, met mijn volle agenda, mijn piepende telefoon en de drukte op het werk. Ik leef!

Maar daar op de koude marmeren vloer van mijn huis kwam de omslag: dit.niet.meer. Ik ben wél een mietje. Ik moet niet rustiger worden, ik wíl het. Dit stemmetje moet KO.

Weg met het volproppen van mijn leven met afspraken die niet haalbaar zijn, weg met rennen en vliegen om overal op tijd te zijn, weg met “moeten”, weg met mensen die een acute hartaanval krijgen als het niet gaat zoals ze het willen, weg met alle energievreters, de zeurders, de schuldgevoelaanpraters. Weg met de agendafunctie in je telefoon, de BlackBerry en “altijd en overal bereikbaar”.

Dan maar iets te laat, met een mascara die goed zit. Dan maar een trein later, zonder bijna mijn been te breken, dan maar niet doen wat een ander wil als ik daar beter van slaap, überhaupt niet meer doen wat anderen willen.
Dan maar niet aardig gevonden worden, dan maar geen “perfect” maar een “goed”.
Ik leef voor mijzelf, ik doe wat ík wil, en ik leg alleen verantwoording af aan mijzelf.

Of ik straks nou aan de hemelpoort sta, mag reïncarneren of terug ga naar aarde om daar in iemands huis rond te spoken, ik wil graag een mooi verhaal te vertellen hebben. Ik wil niet met mijn mond vol tanden staan of, nog erger, euforisch uitweidden over de deadlines die ik heb gehaald… Ik wil vertellen over luie zondagochtenden, over dagen gevuld met de dingen die ik leuk vond… En als er niks is na dit leven?

Dan was dat van mij verdomd eenmalig mooi!

Goedemorgen Maandag!

Goedemorgen Maandag!

Ja. Stop vooral niet als ik over probeer te steken met mijn zoontje, je mag ons wel doodrijden hoor, whatever makes your day!
ROT OP van die stoep, zie je niet dat ik er zo niet langs kan met mijn Bugaboo?
Sorry, wat zei je? Vind je mijn zoontje schattig? Dat is synoniem voor ‘mooi-issie-niet’. STERF.
Zo, jij dacht dat roze en oranje goed matchte? Donder op zuurstok!
Zeg, ziet mijn kofferbak er fijn uit van zo dichtbij? Kun je mijn kentekenplaat goed lezen? Ja? Fijn! Leuk voor jou! Nu opzouten voor ik op de rem trap.

Nee zeg, ga vooral ineens harder rijden als ik je probeer in te halen, eikel!
Hóe blond kun je zijn? Geen wonder dat je man een zonnebril draagt. Die wil de rest van zijn leven nog naar móóie vrouwen kunnen kijken…
Wat zijn dat voor manoeuvres? Een file uitrijden en dan via de linkerbaan je auto er weer doodleuk tussen proppen? Asociale hondenlul!
Jézus, wat voor een slak rijdt er nou weer voor mij! Wat zit er in die bak, een vrouw zeker? Já hóór! Dank je wel, namens alle vrouwen op deze aardbol, dat je onze reputatie weer naar de klote helpt. En kijk effe op van je telefoon ja, als ik je doodstaar.

Wie…! Wat…! Wie dúrft er naar mij te toeteren? Wat heb ik je misdaan? Oh sorry, ik zag niet dat je tof was in die verlaagde afgetrapte kamp-Golf, oh jeetje ja, ik zou mij inderdaad ook zwaaiend en likkebaardend inhalen. Lekkere gladjakker van me, met die vette haren, dikke zonnebril op, maar jij kan goed rijden hé? Kijk je uit voor die oma? LOSER!

Flikker op, met jouw ká scooter, wat zit jij nou te drukken achter mij, ga een helm opzetten voor je die ene hersencel op het asfalt smeert.
Maar natúúrlijk mag jij mij rechts inhalen! Want jij rijdt Audi, en had je rijbewijs in 1 les hè? Of was het bij een pak melk!
Nee, steek jij maar even in de wilde weg over, ik wacht wel. En kijk niet zo verschrikt, zoiets heet een claxon, had je niet verwacht, hè? Dat ik wist hoe ik die moest gebruiken, hè? Ging per ongeluk, ik schrok van die rotkop op die dikke reet van jou!
Wát, voor een rare blouse heb jij aan? Wat zijn dat? Groene rouwbanden om je armen? Mouwen opstropen is voor mensen die zich laten verrassen door het warme weer, niet voor mensen die het hele weekend in de zon hebben gelegen met kokosolie op hun ‘harses’ en dus weten dat het vandaag óók 30 graden wordt.

Lach niet zo dom, ik heb mijn gehoor langer nodig dan vandaag.
Jij.bent.niet.belangrijk. So shut the fuck up!
Doe niet zo vrolijk.
Nee, ik hoef geen koffie.

Ga aan stomme computer…

GOEDEMORGEN MAANDAG!

De Stem

De Stem

Terwijl ik met mijn hoofd tussen de diepvrieserwtjes sta, hoor ik een vreemde ruis. Ik spits mijn oren. Nee! Komt het echt uit het pak aardappelkroketjes? Ik werp een verlegen blik om mij heen en hou het pakje dichter bij mijn oor. De ruis wordt niet harder. Nu lijkt het ineens van links te komen uit het sorbetijs. Ik hou het dichter bij mijn oor. Niets.

Achter mij klinkt ineens een stem “uhm uhm”. Verschrikt kom ik uit de koelkast van de Albert Hein. Afgezien van een fronsende oma naast mij, zie ik de man die zijn keel schraapte niet. Met een “tja”-lachje naar de oma sluit ik de deur van de koeling en staar verder, nu op jacht naar bladerdeeg. “Test 1-2-3”. Ik wacht tot de luidsprekerman van de winkel zijn mededeling verder afmaakt. Bonusaanbiedingen zijn altijd mijn ding. Maar de luidsprekerman zwijgt in alle toonaarden. Ik kijk weer naar de oma, “Nou!” zeg ik, “Kennelijk is er niets in de aanbieding”. De oma staart mij niet-begrijpend aan en begint nu angstig achteruit te schuifelen richting haar man. Vanuit mijn ooghoeken zie ik haar op haar voorhoofd tikken en schuifelen ze samen, terwijl ze angstig naar mij lachen en knikken, het gangpad uit.

Ik zucht. Die bejaarden van tegenwoordig kunnen ook niets meer hebben. “Hallo? Sarah?”. Ik draai mij glimlachend om, maar zie niemand. Ik slik moeizaam. Het pak vissticks glipt uit mijn handen op de grond en ik voel het bloed uit mijn gezicht lopen. Zo voelt het dus, als je gek wordt. Maar ze zeggen toch altijd dat gekken niet door hebben dat ze gek worden? Zou ik dan toch een postnatale depressie hebben?

Ik zie een vrouw een Albert Hein medewerker aanspreken, de medewerker kijkt wat in de schappen en schud verontschuldigend zijn hoofd. De mond van de vrouw valt open. “Oh nee! Wat nu?” vraagt ze hem. Plots is daar de stem weer “Terwijl ik naarstig op zoek ben naar het laatste pakje bladerdeeg (wie gaat er dan ook boodschappen doen op 24 december?), stort er naast mij een kerstdiner in. De duidelijk aangedane vrouw, vertrekt met een pakje Van Dobben kroketten in haar handen…” Het bloed stijgt vanuit mijn tenen mijn gezicht weer in. De stem! Hij is er weer! De reden van mijn bestaan, de motor achter mijn (uhm uhm) schrijfcarrière. Hij was zo lang weggeweest dat hij ietwat krakerig en hees was en daardoor had ik hem niet herkend. Hallo, oude vriend, ik heb je gemist. Zou mijn writersblock dan zijn opgeheven? Ik maak de medewerker zijn pen afhandig en, terwijl ik de Albert Hein word uitgesleept door de beveiliging, begin ik te schrijven “Terwijl ik met mijn hoofd tussen de diepvrieserwtjes sta”…

7 November

7 November

Ik sla de dekens terug en omarm mijn buik. Baby zit er nog steeds in. Vandaag is het 7 November, D-day. Hier hebben we 40 weken lang naar uit gekeken, en altijd hebben wij geroepen dat baby eerder zou komen: zéker 2 weken voor de uitgerekende datum! Maar inmiddels begin ik te geloven dat deze baby er niet uit gaat komen. Zit er wel eentje in die buik? Ter bevestiging krijg ik een flinke por. Gelukkig, ik ben niet gewoon dik.

Tijdens het ontbijt kijken we elkaar aan, 9 maanden wachten op deze dag en nu is het zo ver! Ik had vanmorgen wel wat kramp, maar dat heb ik al 3 weken. Waar ik daar de eerste keren behoorlijk van in paniek raakte en vervolgens de hele nacht wakker lag, draai ik mij nu nog eens om. Ik hoor het wel, maak me maar weer wakker als je écht gaat komen.

Een ding is zeker, binnen nu en 2 weken zijn wij papa&mama, hebben wij die kleine trappelaar daar binnen in onze armen liggen. Spannend. Eng. Kriebels. Onwerkelijk.

Ons leven voelt een beetje alsof we in de wacht staan. Je zit nog in je “oude” situatie, en elke dag zou weleens de “nieuwe” kunnen worden. Elke nacht loop ik langs jouw kamer (zeker zo’n 5 keer), en denk ik dat jij daar misschien binnen een paar uur wel ligt.
Maar tot dan sla ik elke dag de dekens terug, omarm ik mijn buik en wachten we…

I’m too sexy for my profile…

I’m too sexy for my profile…

Hij wil vriendjes met mij worden op die ene grote social network site. Zijn naam, vies in het Engels, doesn’t ring any bells. Zijn profielfoto daarentegen doet alle alarmbellen afgaan: gespierd, à la Ken van Barbie. De handdoek om zijn heupen is laag, heel laag en het schaamhaar dat er bovenuit komt is bijna niet bestaand. De melodie die ik hoor is sfeerbepalend: “oooeh you touch my tralala, my dingdingdong”. Het aantal vrienden (of moet ik zeggen vriendinnen) doet mijn wenkbrauwen fronzen: 543.

Uit puur leedvermaak besluit ik zijn profiel eens grondig te inspecteren. De foto’s van zijn lichaam zijn nietsverhullend, de groepen waar hij bij aangesloten is zijn alleszeggend: “Genieten van tieten”, “Blondjes zijn dodelijk geil”, “Ik ben 40+ en voel mij super” en niet te vergeten (bestaat echt, zoek maar op): “Wij willen een superknappe, lieve, trouwe, boeiende, gespierde, sexy, niet jaloerse, zorgzame, bijzondere man/jongen die toch niet arrogant is van ongeveer 1 m. 85 lang. Hebben we niet dus zijn we single”. Die laatste brengt mij even aan het twijfelen over zijn geaardheid en aangemoedigd hierdoor zet ik mijn speurtocht naar meer curiositeiten voort.

Bij what’s on my mind staat “jij” maar met 680.000 vrienden lijkt mij dat toch een dagtaak. Hoe vind je dan nog de ruimte om te denken aan tieten? Triootjes? Je eigen wasbord en strakke butt? (En die van de buurvrouw, het kassameisje, je schoonmoeder…)

Zijn hobby’s omvatten “fitness” (echt?), “bodypump” (joh!) en “chicka’s versieren” (hoe verrassend).

Gelukkig voor die jongen (35) heeft hij tussen al dat vrouwengeweld nog flink wat steun in de vorm van “echte” vrienden. “De lkkrste chinees ever”, “Achmed_voeg me toe_ik wil je”, “Tim&myself&mijn wasbord” en “Smoothhh” vormen met hem een ijzersterk team van stand in’s, want hoe moet hij anders al die honderden posts van welwillende meiden beantwoorden? Maar te zien aan de mistige, dampige profielfoto’s van zijn collega’s, is er concurrentie aan de horizon. Dus of dat nou zo verstandig is. Het moet gezegd, het is wel een beetje zijn eigen schuld. Hij vraagt er zelf om;“laat een berichtje 8er en dan zal ik hem zo snel mogelijk beantwoorden”.

Nu blijft nog één groot mysterie onopgelost: hoe komt deze Peter André op mijn profiel uit? En waarom is hij uit op vriendschap met me&mijn 30 weken grote wasbord? Gelukkig blijft ook die vraag niet lang onbeantwoord: hij heeft een abonnementje lopen bij club-Milf.

Lucky me.